26 juli 2022

Innovatie & Duurzaamheid

Meer taken voor gemeenten op het gebied van bodem

Het wordt steeds drukker in de Brabantse bodem. Er ligt ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen in de grond; niet alleen voor elektriciteit maar ook voor water, gas, olie en dataverkeer. Zeker in stedelijke gebieden is het daar dringen geblazen.

Karin van Mil

We kennen het allemaal: plotseling valt de stroom uit. Meer dan eens wordt zo’n storing veroorzaakt door een bij graafwerkzaamheden kapotgetrokken leiding. Het wordt namelijk steeds drukker in de Nederlandse bodem. Er ligt ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen in de grond; niet alleen voor elektriciteit maar ook voor water, gas, olie en dataverkeer.

Regie voeren over wat er in de grond gebeurt of staat te gebeuren, is daarom noodzakelijk. Maar wie is er nou eigenlijk de baas in de bodem? Als het gaat om zaken op 500 meter diepte of nog lager, is die vraag makkelijk te beantwoorden: het Rijk. Dat gebruikt de Mijnbouwwet om de activiteiten in de diepere ondergrond, zoals de winning naar aardwarmte of gas te ordenen en regelen. En daarboven? “Daar worden gemeenten meer en meer de baas”, zegt Karin van Mil, projectleider warme overdracht bodemzaken bij de provincie Noord-Brabant.

Gemeenten worden namelijk als gevolg van de Omgevingswet – beoogde start op 1 januari 2023 – ‘bevoegd gezag van de vaste bodem in de leefomgeving’. En dat is even wennen. Van Mil: “Over de inrichting van de leefomgeving was de gemeente al het aanspreekpunt. Maar niet over een verontreinigde bodem, daar gaat de provincie over. Dat gaat veranderen. Nu gemeenten er ook de bodem bij krijgen, wordt het wel makkelijker om kwesties integraal te benaderen.”

Nadenken over ambities
Een voorbeeld: als de grondeigenaar een verontreiniging aantreft in de bodem, moet-ie deze nu nog melden bij de provincie. Die toetst vervolgens of een eventueel noodzakelijk bodemonderzoek goed is uitgevoerd en geeft een beschikking bodemsanering af voor de aanpak. Deze taken gaan over naar de gemeenten. Zijn zij daar klaar voor?

Niet allemaal, weet Van Mil: “We zien dat her en der nog kennis ontbreekt. Ook door de komst van de omgevingsdiensten in 2013, waar veel medewerkers van gemeenten naartoe zijn gegaan. Weliswaar moet een gemeente straks een flink deel van haar taken verplicht bij die omgevingsdienst neerleggen. Maar het is wel zaak dat een gemeente nadenkt over de ambities bij opgaven als de energietransitie en klimaatadaptatie. En welke ruimte in de bodem ze daarvoor nodig heeft.”

Marianne van Leeuwen

Aan de bak
Met name kleine gemeenten moeten aan de bak, voorspelt adviseur bodem Marianne van Leeuwen van de gemeente Breda. Zij kan het weten, want de vijf grootste gemeenten van Brabant dragen al jarenlang zelf de verantwoordelijkheid voor de sanering van bodemverontreinigingen. “De kleinere gemeenten krijgen nu een warme overdracht (in samenspraak, red.) van dossiers door de provincie. Ze moeten straks een eigen bodeminformatiesysteem hebben, waarin onder meer de uitkomsten van bodemonderzoeken staan.”

Breda had een behoorlijk grote dienst met zo’n twintig ‘bodemmedewerkers’. Ook deze gemeente zag een deel van hen in 2013 naar de omgevingsdienst vertrekken. Niettemin heeft Breda inmiddels een behoorlijk aantal verontreinigingen aangepakt. Gemeenten die binnenkort de bodemtaken erbij krijgen, doen er volgens Van Leeuwen verstandig aan daar menskracht voor aan te trekken. “Zeker als je bepaalde taken niet kunt overdragen aan de omgevingsdienst, is extra deskundigheid nodig.”

Uitgangspunt voor Breda is de Omgevingsvisie voor 2040. De diverse opgaven daarin - energietransitie, groen, woningbouw, klimaatadaptatie, digitalisering - leggen alle druk op het gebruik van de ondergrond. “Dat moet goed op elkaar worden afgestemd”, verwacht Van Leeuwen. “Samen met collega’s van de gemeente en de nutsbedrijven bekijken we wat de beste samenwerkingsvorm is. De verwachting is dat we er samen uit komen.”

Aandacht bestuurders
Of deze verschuiving van verantwoordelijkheden goed uitpakt, hangt echter niet alleen af van het ambtelijk apparaat. Ook de bestuurders zullen hier aandacht voor moeten hebben volgens Karin van Mil. Zij vraagt hiervoor ook aandacht bij de warme overdracht van taken door de provincie aan gemeenten.

“Bestuurders zitten de komende jaren regelmatig met elkaar aan tafel om te praten over maatschappelijke opgaven als de energietransitie, woningbouw of klimaatadaptatie. Naast hun visie hierop zullen ze óók moeten nadenken over de consequenties die het heeft als daarvoor zaken in de grond worden gestopt.”

Mark van Lokven

Oppassen voor willekeur
Een opgave als de energietransitie zal onherroepelijk beslag leggen op de bodem en ondergrond. Denk aan extra kabels, warmtenetten en boringen naar aardwarmte. Met name bij dat laatste bestaat het risico dat verontreinigingen dieper de ondergrond in dringen. De kwaliteit van grond- en drinkwater mag niet in het geding komen stelt de provincie, die hiervoor het bevoegd gezag blijft.

Dat vindt ook Mark van Lokven, adviseur waterkwaliteit bij Waterschap De Dommel. Hij noemt het een goede zaak dat gemeenten meer verantwoordelijkheden krijgen – ‘zij kennen de lokale situatie het beste’ – maar waarschuwt voor willekeur: “Als het gaat om bodemkwaliteit, is afstemming nodig. Je moet niet willen dat gemeente X een heel ander ambitieniveau heeft dan gemeente Y.”

Kennisnetwerk
Om gemeenten daarbij te helpen, maar ook bij het ontwikkelen van hun kennisniveau over bodem- en ondergrondzaken, werkt Waterschap de Dommel momenteel mee aan de opbouw van een Brabants kennisnetwerk. Andere betrokken partijen zijn de provincie, drie gemeenten waaronder Breda en de drie omgevingsdiensten. “Om samen met gemeenten de opgaven vorm te geven”, licht Van Lokven toe. Hij spreekt van een uitdaging. “Het vergt een andere houding bij overheden; elkaar nog meer opzoeken dan we nu al doen. Zo veel belangen, maar niet altijd genoeg ruimte.”

Het kennisnetwerk biedt gemeenten straks hulp bij complexe zaken en vraagstukken waar zij mee worstelen. Brabant is hiermee een van de zeven pilots die landelijk door de Vereniging Nederlandse Gemeenten in het leven zijn geroepen. “Of het netwerk een succes wordt, hangt in belangrijke mate af van het draagvlak onder de deelnemers”, weet Karin van Mil. Hoe dan ook, de tijd dat bij bepaalde gemeentegrensoverschrijdende bodemzaken al snel naar de provincie werd gekeken, is met de komst van de Omgevingswet voorbij.